Het telblok.
Omdat het tellen en bundelen van de boekjes nog handmatig gebeurde werd om dit makkelijker te maken op elk 10e boekje een telblok afgedrukt.
Hierdoor kon men bij dicht gevouwen bundels sneller de boekjes tellen in de bundels van 50 stuks.
Het telblok had tot 1971 de afmeting 4.5×3.5mm. Er is in 1971 een nieuw kaftcilinder gemaakt met een kleiner telblok, n.l. 3x3mm.
Deze drukcilinders zijn door elkaar gebruikt zodat er boekjes voorkomen met beide maten telblok (6eF en 14b).
Ook komt het voor dat het telblok verdeeld is over twee aaneenliggeende kaften. Dit wordt het z.g. “gekapt” telblok genoemd.
SPECIMEN.
Zowel bij de Pb1H en 2H boekjes als de Pb1M en 2M boekjes komen boekjes voor met het stempel SPECIMEN. Dit stempel, kleur paars, werd gebruikt om boekjes ongeldig te maken als deze ter beschikking werden gesteld aan buitenlandse postadministraties of aan fabrikanten van automaten om deze met de boekjes te testen. Ook werden later Pb5 en Pb6a ter beschikking gesteld.
Deze laatsten werden in 1966 o.a. in aantallen van 500 stuks aan de Centrale Werkplaats verzonden.
Het andreas kruis.
Dit kruis werd gebruikt om, als het aantal zegels oneven was, met het drukken van dit kruis een even aantal “zegels” te krijgen, zodat een dicht boekje overal even dik was.
Dit kruis heeft ook kenmerken welke ook gerelateerd zijn aan een A- of B-drukrichting. Deze kenmerken worden bij de desbetreffende boekjes behandelt.
Terug naar home of druktechnisch.